Ademhalingsorganen

De bouw van ademhalingsorganen

De neusholte

De neusholte wordt in het midden gesplitst door een tussenschot. Vanuit de wand steken plooien naar binnen, de neusschelpen, die zorgen dat de lucht warm en vochtig in de longen komt.  Het slijm vangt stof -op; als we onze neus snuiten raken we het kwijt.  Op de neusschelpen zitten reukzintuigen, waardoor we sommige, maar niet alle, schadelijke stoffen kunnen opmerken.  De neus is de natuurlijke ademhalingsweg.

Bijholten (sinussen)

De bijholten zijn holten in de schedel, die een verbinding hebben met de neus via een klein kanaaltje.  Zij zijn bekleed met slijmvlies en dienen om de botmassa van het aangezichtskelet te venninderen daar dit anders te zwaar zou worden.  Men kent de voorhoofdsholten, de kaakholten en de wiggebeenholte.  De kaakholten bevinden zich in de bovenkaak en hebben een afvoerkanaaltje boven in de sinus naar de neus.

De voorhoofdsholten worden pas tijdens de kinderleeftijd aangelegd.  Bij sommigen vindt deze aanleg niet of maar gedeeltelijk plaats.  Deze personen beschikken dan niet over voorhoofdsholten of slechts over ben gedeelte ervan.

De keelholte

De keelholte ligt achter en onder de neusholte; ook de mondholte komt erin uit.

Achterin de keelholte hebben we twee dubbele bogen van het zachte gehemelte met de huig in het midden.  Deze dubbele bogen vormen een soort nis, waarin zich de keelamandelen bevinden.

Verder wordt de keelholte omgeven door slikspieren, die zorgen voor een goede slikbeweging.  Aan de achterzijde gaat de keelholte over in twee buizen, de slokdarm en de luchtpijp.  De mond is, in tegenstelling tot de neus, niet de natuurlijke ademhalingsweg en mist de beschermingsmaatregelen van de neus.

De luchtpijp

Het begin van de luchtpijp is het strottehoofd.  Er zit een dekseltje op, het strotteklepje.  In het strottehoofd zitten de stembanden, die (samen met lippen, mond, tong en neus) voor het spreken zorgen.  Het strottehoofd is vri wel geheel met kraakbeen omgeven; de rest van de luchtpijp bevat een groot aantal kraakbeenringen, die de luchtpijp altijd open houden.

Aan de binnenzijde is de luchtpijp bekleed met slijmvlies me trilhaarcellen.  Deze trilharen zorgen voor het terugvoeren van stofdeeltjes naar de mondholte.

De longen

De hoofdzaak van de longen is de gaswisseling.  Met andere woorden:   zuurstof opnemen en koolzuur afgeven

 De longen bevinden zich in de borstholte, die deze voor een groot deel vullen.  De longen zijn omgeven door een dubbel vlies, de pleura.  De buitenzijde van dit dubbele vlies is vastcegroeid aan de borstkas, de binnenzijde is vergroeid met de long.  Tussen de beide vliezen bevindt zich een dun laagje vocht.  Door dit vocht blijven beide longvliezen aan elkaar kleven.  Dit kan vergeleken worden met twee glasplaten, waar wat water tussen zit.  Deze zijn niet van elkaar te krijgen, tenzij er lucht tussen komt.  Dit effect heet dan ook: het glasplaateffect.

De rechterlong is verdeeld in drie kwabben, de linkerlong heeft slechts twee kwabben en neemt wat minder ruimte in dan de rechterlong, omdat zich links in de borstkas het hart bevindt.

De luchtpijp splitst zich in twee afzonderlijke luchtpijpen, voor iedere long één.

Omdat de rechterlong drie longkwabben heeft, splitst de luchtpijp, die naar de rechterlong gaat, zich dan ook in drie afzonderlijke luchtpijpen, voor iedere longkwab één.

Bij de linkerlong gebeurt hetzelfde, alleen hier splitst de luchtpijp zich in tweeën, want de linkeriong heeft maar twee longkwabben.  Iedere luchtpijp op zich splitst zich weer in, steeds twee, kleinere luchtpijpen.  Dit gebeurt 28 keer.

Aan het eind van de alleffijnste zijtakjes zitten zalijes, de longblaasjes.  Deze hebben een zeer dunne wand en zijn omsponnen met een fijn net van bloedvaten.  I-lier wordt zuurstof uit de ingeademde lucht in het bloed opgenomen en wordt koolzuur uit het bloed in de longblaasjes gebracht en daarna uitgeademd.

De gaswisseling vindt plaats in de longblaasjes = opnemen van zuurstof en het afgeven van koolzuur

De lucht in de longblaasjes is na de gaswisseling zuurstofarm en koolzuurrijk.Ook de stikstof in de lucht wordt door de long,blaasjes opgenomen en weer afgegeven.Om de lucht te verversen moet worden uitgeademd.  Daarna kan de gehele cyclus weer opnieuw beginnen.Zoals is gezegd, bevinden de longen zich in de borstholte.  De borstholte wordt van de buikholte gescheiden door het middenrif

De borstholte vormt als het waren een kooi om de longen. De wanden van de kooi worden gevormd door het skelet, in dit geval de wervels, de ribben en het borstbeen. Tussen de ribben bevinden zich tussenribspieren.  Deze tussenribspieren zijn in staat de ribben naar elkaar te trekken.  De bodem van de kooi wordt gevormd door het middenrif. Het middenrif bestaat uit spieren en vezels. Bij inademing trekken de spieren van het middenrif samen, waardoor de koepel platter wordt.  De tussenribspieren trekken de ribben naar elkaar en naar voren.  Aldus wordt de inhoud van de borstkas groter.  In de longen ontstaat een onderdruk, volgens de wet van Boyle, en lucht stroomt in de longen.

Bij de uitademing ontspannen de spieren.  Het middenrif komt weer omhoog en de ribben zakken weer, ten eerste door de zwaartekracht, en ten tweede door de trekkracht van de longen aan de borstkas.  Het volume van de longen neemt daardoor af en de lucht stroomt weer naar buiten.